Als je tegen fascisme bent, erken je de menselijke natuur. Je beseft
dat iedereen verschillende ideeën, overtuigingen en belangen heeft, en je weet dat conflict dus onvermijdelijk is. Daarom probeer je dat conflict in goede banen te leiden. Je bent niet bang voor meerstemmigheid en tegenspraak, je zorgt er juist voor dat er altijd ruimte is om van mening te verschillen. Discussie in plaats van dogma. Geen uniformiteit maar pluriformiteit.
Antifascisme = opkomen voor een pluriforme democratie
Dat lijkt misschien een wat flauwe en oppervlakkige definitie. Zo kan bijna iedereen zich wel antifascist noemen. Nou ja, dat klopt dus ook. En het is belangrijk om dat te beseffen, omdat antifascisten vaak als een nogal marginaal groepje worden gezien, ergens op het linkeruiteinde van het politieke spectrum. Wie antifascisme zegt, denkt al snel aan militante demonstranten met zwarte hoodies, aan antifa. Maar in de kern gaat antifascisme juist om een heel brede groep. Dat wordt ook duidelijk
uit de geschiedenis. Degenen die zichzelf in Mussolini’s Italië antifascisten noemden hadden allemaal verschillende politieke achtergronden. Er zaten liberalen bij, katholieken, sociaaldemocraten,
communisten en alles daartussenin. Behalve dat ze tegen het fascisme waren deelden ze geen gezamenlijke overtuiging. Sterker nog, ze waren het nooit met elkaar eens. Behalve over één ding: dat het noodzakelijk is je te verzetten tegen opgelegde uniformiteit.
Want dat is de essentie van antifascisme: je omarmt
meerstemmigheid.
Met clandestiene campagnes lieten de antifascisten hun stemmen dus horen tegen Mussolini’s regime. In de Tweede Wereldoorlog vormden ze het gewapende verzet. Als partizanenstrijders raakten ze gewend aan dagelijks geweld – net als de generatie vóór hen was overkomen in de loopgraven. Maar er was een cruciaal verschil. Terwijl de fascisten na de Eerste Wereldoorlog het geweld voortzetten in vredestijd, vervolgden
de antifascisten na de Tweede Wereldoorlog de strijd met woorden om onenigheid de vrije loop te laten. Antifascisme is dus oorspronkelijk een parapluterm:
Een pluriforme verzetscoalitie die zich met woord en daad
inzet voor een pluriforme democratie.
Ondanks die geschiedenis associëren we antifascisme daar doorgaans niet mee. Dat komt doordat de termen fascisme en antifascisme na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk stuivertje hebben gewisseld. Waar fascisme ten prooi is gevallen aan begripsinflatie, is er bij antifascisme juist sprake geweest van begripsdeflatie. Fascisme, oorspronkelijk de specifieke benaming van het regime van Mussolini en daarna ook toegepast op dat van Hitler, werd opgerekt tot een containerbegrip voor van alles
en nog wat. Antifascisme raakte van brede parapluterm beperkt tot een kleine groep op de uiterste linkervleugel.
Want als iedereen een fascist kan worden genoemd, dan bestaan antifascisten alleen in de marge.
Toch is het belangrijk om de oorspronkelijke betekenis van antifascisme in ere te herstellen. Om recht te doen aan de geschiedenis, maar vooral: om recht te doen aan de democratie.
Je kunt namelijk eindeloos twisten over wie wel of niet een fascist is. Poetin, Trump, Wilders – de een is het duidelijk meer dan de ander. Maar door alleen de fascistische meetlat te gebruiken verzand je al snel in een semantisch spelletje waar niemand echt wijzer van wordt.
Tegelijkertijd is het wel zonneklaar dat niet zomaar iedereen zich als antifascist kan kwalificeren. Want om die eretitel te verdienen, moet je je actief inzetten voor een pluriforme democratie. En daarvoor is meer nodig dan alleen maar zeggen dat je heus geen fascist bent.
Dat wordt eens te meer goed duidelijk in Italië. Giorgia Meloni,
de Italiaanse premier die sinds 2022 regeert, is van alle hedendaagse
politici degene die het duidelijkst in Mussolini's voetsporen
loopt. In haar jonge jaren was ze actief in een openlijk fascistische
jeugdbeweging, haar partij is een nazaat van de partij van Mussolini. Toch zegt ze desgevraagd dat ze geen ‘nostalgie’ voelt voor het fascisme van een eeuw geleden.
Gelijk heeft ze. Maar maakt dat haar dan ook een antifascist?
Zeker niet.
De democratie die Meloni voorstaat heeft namelijk geen open einde. Het is geen democratie van meerstemmigheid en tegenspraak, niet gericht op pluriformiteit maar op uniformiteit. Een democratie die uiting zegt te geven aan de ‘wil van het volk’, maar dat volk beperkt tot de eigen achterban. Waarin iedereen met een afwijkende mening kan worden afgeserveerd als elitair of bekrompen, als tegenstanders van het échte volk.
Een democratie waarin degene die de verkiezingen wint een stevig mandaat opeist om zonder tegenmacht te kunnen regeren. Waarin de oppositie veroordeeld is tot toekijken en maar moet afwachten tot er weer nieuwe verkiezingen zijn, in de hoop dan wél te winnen.
Een democratie waarin rechters, journalisten en wetenschappers die het wagen om vanuit hun expertise tegenwicht te bieden, door de regering op het matje worden geroepen, voor het gerecht worden gedaagd, of simpelweg worden wegbezuinigd. Waarin van gewone burgers niet veel meer wordt verwacht dan dat ze hartjes en duimpjes delen op sociale media.
Klinkt bekend? Het is niet het fascisme van een eeuw geleden: er marcheren in Rome geen zwarte laarzen door de straten. Maar dat betekent
niet dat antifascisme niet meer nodig zou zijn. Want er zijn veel politici, ook in Nederland, die de meerstemmigheid van de samenleving verwerpen en de pluriforme democratie proberen te ontmantelen.
Antifascisme keert zich daarom niet alleen tegen degenen die open en bloot als fascist kunnen worden bestempeld. Want ook als er geen fascisme bestaat, is antifascisme nodig om het open einde van de democratie te waarborgen.